
Jurisprudentie
BI9166
Datum uitspraak2009-06-19
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4935 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4935 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herbeoordeling. Intrekking WAO-uitkering. Omvang geding. De Raad: Gezien de aard van de klachten van betrokkene heeft de bva niet kunnen volstaan met het beoordelen van de aanwezige medische gegevens en het observeren van appellant tijdens de hoorzitting. Betrokkene had te kennen gegeven dat er sprake was van een toename van zijn klachten.De bva had niet de beschikking over recente informatie van een specialist. Betrokkene is verwezen naar een cardioloog. Onzorgvuldig medisch onderzoek.
Uitspraak
07/4935 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 11 juli 2007, 06/1106 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 19 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. D.J.H. Habers, advocaat te Enschede, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2009, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. T. van der Weert. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Habers, voornoemd.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Nadat betrokkene zich in 1989 ziek had gemeld, is hem na afloop van de wachttijd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheid (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is betrokkene op 22 november 2005 onderzocht door de arts T.Th. Stout, die een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige P.J.M. Elfrink op 14 februari 2006 rapport uitgebracht, waarna bij besluit van 15 februari 2006 de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 16 april 2006 is ingetrokken.
2. Na rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige heeft het Uwv bij besluit van 3 augustus 2006 het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 15 februari 2006 ongegrond verklaard.
3.1. Tegen dat besluit heeft betrokkene beroep ingesteld.
3.2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voornoemde arts Stout geen verzekeringsarts is, terwijl naar het oordeel van de rechtbank het ingevolge de WAO uit te voeren verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitsluitend kan worden verricht door een verzekeringsarts. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat dit gebrek in bezwaar niet is hersteld, nu de bezwaarverzekeringsarts zich heeft beperkt tot het toetsen van de rapportage van de primaire arts, het bijwonen van de hoorzitting, het observeren van betrokkene tijdens de hoorzitting en het betrekken van de brief van de huisarts van 15 mei 2006 bij zijn oordeelsvorming. Naar het oordeel van de rechtbank had onder de gegeven omstandigheden de bezwaarverzekeringsarts zelf een verzekeringsgeneeskundig onderzoek overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten moeten verrichten. Nu dit achterwege is gebleven, is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en genomen en kan niet gezegd worden dat het op een juiste medische grondslag berust. De rechtbank heeft het beroep dan ook gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Voorts heeft de rechtbank appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de aangevallen uitspraak is overwogen. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen over proceskosten en griffierecht.
4.1. Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Raad is appellant van mening dat het gebrek is geheeld door het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts.
4.2. Betrokkene heeft in verweer verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Het primaire medisch onderzoek is niet zorgvuldig geweest omdat Stout geen geregistreerd verzekeringsarts is en met de rechtbank is hij van mening dat dit gebrek in bezwaar niet is hersteld.
5.1. De Raad stelt vast dat betrokkene noch in bezwaar noch in beroep zich er over heeft beklaagd dat Stout geen (geregistreerd) verzekeringsarts is. De rechtbank heeft dit punt ambtshalve aan de orde gesteld en is daarmee naar het oordeel van de Raad, zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 31 oktober 2008 (LJN BG3672), buiten de door artikel 8:69, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht afgebakende omvang van het geding getreden. Dit betekent dat om deze reden de aangevallen uitspraak geen stand kan houden.
5.2. Appellant erkent het door betrokkene gestelde gebrek in de voorbereiding maar is van mening dat het is hersteld door het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts. Deze arts heeft de hoorzitting bijgewoond en heeft tijdens deze hoorzitting betrokkene geobserveerd. Daarnaast heeft hij bij zijn onderzoek de beschikking gehad over informatie van artsen die betrokkene hebben behandeld en over de brief d.d. 15 mei 2006 van de huisarts. Voorts is appellant van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport gemotiveerd heeft aangegeven waarom er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan door Stout reeds waren vastgesteld. Appellant is dan ook van mening dat de hartklachten (angina pectoris) en de reumatische klachten (polyartritis) van betrokkene in bezwaar op zorgvuldige wijze zijn geïnventariseerd en heroverwogen.
5.3. De Raad kan zich niet verenigen met dit door appellant ingenomen standpunt. Gezien de aard van de klachten van betrokkene heeft de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de Raad in het onderhavige geval niet kunnen volstaan met het beoordelen van de aanwezige medische gegevens en het observeren van appellant tijdens de hoorzitting. Daarbij heeft de Raad in overweging genomen dat betrokkene te kennen had gegeven dat er sprake was van een toename van zijn klachten en dat de bezwaarverzekeringsarts, mede doordat betrokkene enige tijd in Spanje had gewoond, niet de beschikking had over recente informatie van een specialist. Voorts wijst de Raad op de voormelde brief van de huisarts waaruit blijkt dat betrokkene in verband met pijn op zijn borst en klachten van kortademigheid is verwezen naar een cardioloog. Het bestreden besluit berust naar het oordeel van de Raad dan ook op een onzorgvuldig medisch onderzoek en dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden vernietigd.
5.4. Gelet op het vorenstaande is de Raad van oordeel dat zowel het bestreden besluit als de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komen.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, die voor verleende bijstand in beroep worden begroot op € 644,-- en voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep op € 644,--, in totaal derhalve op € 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat appellant een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag € 1.288,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan betrokkene het in eerste aanleg betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.C. Palmboom.
KR